TIJDENS HET PRAKTIJKEXAMEN

De examenrit duurt ongeveer 35 minuten. Je rijdt voor een deel zelfstandig naar een bepaalde bestemming. Dit doe je met behulp van een navigatiesysteem. Voor het grootste deel rijd je op aanwijzingen van de examinator. Die kijkt of je veilig, vlot en zelfstandig rijdt. Daarbij let hij onder meer op de beheersing van de auto, kijkgedrag en voorrang verlenen. Ook zul je 2 bijzondere verrichtingen moeten uitvoeren.

Bijzondere Verrichtingen

  • Recht achteruit rijden (ongeveer 20 meter in een rechte lijn met kleine correcties)

  • Bocht achterui

  • Halve draai (u-turn) in 1 vloeiende beweging de auto omkeren zonder achteruit te rijden.

  • Keren door middel van steken (de stoeprand gebruiken als steun zowel voor als achter indien mogelijk)

  • File parkeren voor en achterui.

  • Parkeervak parkeren voor en achteruit

  • Hellingproef de auto zonder naar achter rollen weer wegrijden.

  • LET OP, bij alle verrichtingen richting aangeven (zowel bij het stoppen als bij het wegrijden) en veel kijken en controleren, zorg dat je niet onnodig hinder veroorzaakt.

Als voorbereiding op de rit lees je een kenteken op ongeveer 25 meter afstand en stelt de examinator jou enkele vragen over de auto. Hierbij kun je vragen krijgen over rijhulpsystemen, de lampjes op het dashboard, waar je je airco moet aanzetten of waar je ruitenwisser zit ook kun je vragen krijgen over de banden en kan het zijn dat je onderdelen onder de motorkap moet beantwoorden.

Banden

  • minimaal profiel 1.6 mm hoe meer hoe beter (winter 4mm) voor grip op de weg, het profiel voert vuil en water weg.

  • De bandenspanning, als deze goed is dan is de wegligging, het brandstofverbruik en de slijtage van je banden optimaal. Denk maar aan zachte banden op je fiets.

  • Het ventiel dopje, dit is niets meer dan een bescherm kapje voor je ventiel, zo komen d’r geen beschadigingen op of steentjes in.

  • Verder mogen d’r geen beschadigingen op je banden zitten, dat zijn zwakke plekken met alle gevaren van dien.

Onder de motorkap

  • Oliepeilstok en bijvullen (geel)

  • Ruitenwisservloeistof (blauwe deksel)

  • Koelvloeistof daar zit een rode vloeistof in.

  • Remvloeistof (O) daar zie je dit icoontje (bijna hetzelfde als je handrem alleen dan zonder P)

  • Accu lijkt op een grote blok batterij met een + en - teken.

Rijhulpsystemen

Voorbeeldvragen:

  • Welke ervaring heb jij met het gebruik van rijhulpsystemen?

  • Heb je wel eens meegemaakt dat de auto onverwacht reageerde door een rijhulpsysteem? (presence?)

  • Waar zie je de informatie als het rijhulpsysteem je informeert? (dashboard, buitenspiegels)

  • Wat kan een gevolg zijn van een vervuilde sensor op de werking van rijhulpsystemen? (ADAS werkt niet goed door verminderd zicht)

ADAS/RIJHULPSYSTEMEN

Advanced Driver Assistance Systems makkelijker gezegd geavanceerde “slimme’ rijhulpsystemen zijn ervoor gemaakt om het verkeer veiliger te maken, wat wel belangrijk is dat je dan weet hoe de systemen werken, op de juiste manier ingesteld en gebruikt moeten worden. Daarom is dat dan ook een nieuw onderdeel in het praktijkexamen. Hieronder worden de (belangrijkste) rijhulpsystemen beschreven.

De systemen kunnen:
-informeren
-waarschuwen
-ingrijpen
-gedeeltelijk rijtaken overnemen

CRUISE CONTROL

Dit is handig wanneer je op een snelweg, autowegen en secundaire wegen rijdt, de snelheid wordt ingesteld op een snelheid en de auto houdt deze vast, ook moet er een afstand ingesteld worden die de auto moet houden. Wanneer alles ingesteld is zal de auto de snelheid vasthouden en wanneer de afstand op de voorligger kleiner wordt houdt de auto qua snelheid in, wanneer de ruimte groter wordt zal de auto zelf weer gaan versnellen naar de ingestelde snelheid. Zo kunnen 99% van de kop-staart worden voorkomen.

LANE ASSIST

Lane assist staat standaard aan bij een auto die lane assist heeft, wel kan deze handmatige uitgeschakeld worden, elke keer wanneer de auto opnieuw start zal wel de lane assist weer aan staan. De werking van lane assist. Met verschillende sensoren rondom de auto bepaald het systeem de plaats op de weg. Wanneer de kant- of middellijn overschreden wordt gaat het stuur trillen of klinkt d’r een signaal. Aan de hand van de melding die de auto maakt kan de bestuurder ingrijpen om de auto binnen de lijnen te houden. Wanneer de richtingaanwijzer aan staat zal de auto niet tegen sturen of een signaal geven.

DODE HOEK WAARSCHUWING

Het systeem gebruikt verschillende sensoren om de bestuurder te waarschuwen over voertuigen, objecten of personen die zich in de dode hoek van de auto bevinden. Wanneer dat het geval is zal op de linker buitenspiegel of rechter buitenspiegel een lampje gaan branden om aan te geven dat iets in de dode hoek zit. Zo wordt de bestuurder zich eerder bewust van gevaar wanneer deze van richting wilt veranderen.

CITY SAFETY-PRESENCE-NOODREMSYSTEEM

Met dit systeem wordt de bestuurder gewaarschuwd dat een botsing aannemelijk wordt wanneer de bestuurder niet handelt. Het begint met een akoestisch signaal, als de bestuurder dan nog niet reageert maakt het systeem zelf een noodremming. Zo kunnen aanrijdingen voorkomen worden of de impact ervan wordt verkleind.

PARKEERSENSOREN

Detecteren obstakels dichtbij de auto tijdens parkeren of manoeuvreren en waarschuwt met akoestische en/of optische signalen. Zo kan de bestuurder op tijd de auto tot stilstand brengen, wel moet uiteraard altijd zelf alles in de gaten gehouden worden.

VERKEERSBORDHERKENNING

Het systeem herkent verkeerborden van de toegestane snelheden en vergelijkt deze met de daadwerkelijke snelheid en kan indien gewenst een waarschuwing geven. In combinatie met cruise control zal de auto zich aan de toegestane snelheid houden wanneer deze doormiddel van een verkeerbord verlaagd is.

ACHTERUITRIJCAMERA

Toont het beeld achter de auto om parkeren en manoeuvreren te vergemakkelijken. Vaak inclusief hulplijnen die met de stuuruitslag meebewegen. Nuttig voor hogere voertuigen of die met slecht zicht naar (schuin) achteren, zoals de populaire SUV